Vorige keer ging Robin voor het eerst alleen met de auto door Kaapstad, aan de ‘verkeerde kant van de weg’.
Gek eigenlijk, hoe je alles wat je lief is achterlaat voor één persoon. Een grote liefde die je van dichtbij wilt consumeren. Ik heb jaren in onzekerheid geleefd: tussen hoop en vrees en werd gedreven door verlangen. Het bij hem kunnen zijn. Dat was het grootste goed. Daar deed ik het voor. Daar heb ik veel voor gelaten ook. Ik werkte op halve kracht omdat ik hem niet uit mijn hoofd kreeg. Ik brak kroegavonden met vriendinnen af om met hem thuis te kunnen FaceTimen. Ik lette maar half op omdat ik ondertussen in verhitte app-gesprekken zat met hem. Ik wilde ergens dat ik het kon tegenhouden, dat verlangen, want waarom zou je tijd met vrienden, kostbare zekere tijd, inleveren voor een onzekere situatie: iemand die zo ver weg zit? Die ook weleens niet antwoordt, nadat je door de regen naar huis bent gefietst, je vriendinnen hebt gelaten voor wat ze zijn, in de hoop dat hij zou opnemen zodra je thuis je haren hebt gefatsoeneerd. God, wat baalde ik op zulke momenten. Van mezelf, omdat ik hem boven mijn vrienden stelde, ook al wist ik niet zeker of hij thuis was en kon antwoorden. Van hem, omdat hij zijn vrienden wel boven mij, de onzekere situatie die Robin heette, stelde en gewoon naar de kroeg ging als hij een uitnodiging kreeg. Het gekke is: dat ongrijpbare aan hem maakte het verlangen alleen maar groter.
Ik ben zo blij dat ik het niet heb tegengehouden. Dat ik in volle vaart ervoor ben blijven gaan. Ook op momenten dat het zogenaamd over was tussen ons. Omdat ik dacht dat het beter voor me zou zijn. Zelfs in die momenten van zelfbescherming, die stille weken toen ik hem voor de keuze had gesteld: je kiest voor mij én vol overgave of het is helemaal over tussen ons, zelfs die momenten, toen hij aan zet was, zelfs toen ben ik ervoor gegaan. In gedachten weliswaar, want mijn mond zat op slot en mijn vingers mochten niet typen, maar het heeft me geen moment losgelaten. Als hij niet voor mij had gekozen, was ik gewoon op mijn allerlolligst doorgegaan natuurlijk, maar dan had ik wel een liefde verloren. Een echte, grote liefde.
Zo is het gelukkig niet gelopen. Ik weet waar ik het voor gedaan heb. Ik heb hem. En leef op een roze wolk. Het is aftasten, dat samenwonen. Maar het valt niet tegen. Dat komt omdat we elkaar op papier door en door kennen. Ik heb zoveel van mezelf prijsgegeven. Vooral in het begin. Toen lulde ik tegen hem aan alsof er geen morgen was. Het kon. Hij was een vaag begrip. Een luisterend oor. Een man die ik misschien wel nooit meer zou ontmoeten. En wat is het dan lekker om te weten dat er aan de andere kant van de wereld iemand is die naar je luistert. Waar je je kwetsbaar bij kunt opstellen. Die niets gek vindt. En je zelf ook dingen vertelt die hij bij niemand anders kwijt kon. Later kwamen de foto’s erbij. Veelal gemanipuleerd. Niet met Photoshop, maar ik schetste de situatie zonniger dan die in werkelijkheid was. En dan doel ik vooral op foto’s van mezelf. Immer van boven genomen om de onderkin de baas te zijn. Later volgden de gesprekken via de telefoon, heerlijk, want dan kun je kletsen zonder dat iemand je gezichtsuitdrukking ziet. Daarop volgden de gesprekken waarbij ik hem kon zien via FaceTime. Man, wat heb ik lamme armen gehad van die telefoon hooghouden. De weken dat we bij elkaar konden zijn, die weken van aftasten en verkennen met volle teugen, ze vlogen om. Voordat ik het wist zat hij of ik weer in het vliegtuig terug naar huis. Nu ben ik hier. We wonen samen. We hebben alle tijd van de wereld om elkaar nog beter te leren kennen. Ik wil alles van hem weten en geniet van kleine dingen. Ontbijt maken op een doordeweekse dag. De manier waarop hij het dekbed tot in perfectie in de hoekjes stopt. Het zijn kleine eigenaardigheden, waar ik op papier niet achter was gekomen.
Ik weet dat het onvermijdelijke op een gegeven moment gaat komen: de sleur, de ruzies, het gezeik, de irritatie, het onbegrip, het egoïsme. En ik weet dat het harder aan zal komen hier, zonder familie en Mees om me heen, dan als we zouden samenwonen in Nederland. Maar ik geloof dat we een dusdanig stevige bodem hebben gelegd, dat we alles, alles wat nu nog zo’n vaag begrip lijkt, maar wat zeker komen gaat, te boven komen. Als we ooit in zwaar weer komen, dan ga ik mezelf dwingen om de tijd van het grote verlangen terug te halen. Een belofte aan mezelf. Hierbij op papier.